Toen Bali, met zijn blootborstige meisjes, wereldwijd opdook in de toeristenfolders, heerste er in het westen een benepen houding over erotiek, en alles wat er mee te maken had. Geen wonder dus dat het eiland aantrekkelijk was voor kunstenaars. Modellen bij de vloot immers, die geen moeite hadden naakt te poseren. We danken er de fraaie figuurstukken aan van mensen als Bonnet, Le Majeur le Merprès en Hofker. Maar hun fascinatie leidde ook in veel gevallen onvermijdelijk tot (al dan niet kortstondige) verhoudingen met meisjes (of jongens) uit de plaatselijke bevolking.
In een reeks van drie arikelen doet kenner Bruce Carpenter, die al vele publicaties schreef over de kunst van Indonesië, uit de doeken hoe men dar destijds tegen aan keek. Het beste laat het zich samenvatten als: er mocht weinig, maar er kon heel veel.
In het eerste deel van Art and Forbidden Fruit in Bali behandelt Carpenter de mannelijke heteroseksuele schilders. Het artikel leest u hier.
Het tweede deel behandelt de homoseksuele kunstenaars. Walter Spies is van hen wel de bekendste, niet in de laatste plaats omdat deze van oorsprong Duitse schilder nogal openlijk zijn voorkeuren ten toon spreidde. Dat dit niet tot grote problemen leidde had te maken met de min of meer tolerante houding die de Indonesiërs destijds innamen ten opzichte van homoseksualiteit, maar ook met het feit dat Bali, en Ubud nogal afgelegen was en er dus niet veel pottenkijkers waren die zich aan de vrijere normen konden ergeren. Het tweede deel leest u hier.
In het derde artikel behandelt Carpenter de westerse vrouwen, die af en toe speciaal naar Bali trokken vanwege de aantrekkelijke mannen. Anaïs Nin was een van de bekendste onder hen. De beruchtste was zonder twijfel Ms. Manx or K’Tut Tantri, een avonturierster, die een spoor van ellende achter zich liet. Het derde deel is hier te lezen.
Bruce Carpenter: Art and Forbidden Fruit in Bali. In: Indonesian Expat, 2012