‘Het licht dat ik overal waarnam was van een bijzondere hoedanigheid. Het was fluorescerend blauwig. Het scheen van nergens maar straalde vanuit elk punt afzonderlijk en had daarom een grote intensiteit en diepte. Het was licht in een geheel andere dimensie. Het kwam van nergens en had geen bron. Het had de gloed van een helderblauwe edelsteen. Het voornaamste van dat gebied was de ervaring dat ik alomtegenwoordig was, alles tegelijk kon begrijpen, ja de schepping geheel kon doorgronden.’
Auke Sonnega, geboren op 9 maart 1910 te Leeuwarden kennen we als de schilder van overwegend Balinese jonge mannen en vrouwen.
Oorspronkelijke van gereformeerde huize bleken de ouders van Auke gevoelig voor de theosofie en werden hun kinderen, waaronder Auke onderwezen in de principes ervan.
Al vroeg openbaarde zich het tekentalent van Auke hetgeen in 1926 leidde tot zijn vierjarige studie in textiele vormgeving aan de Academy for Art and Craft in Amsterdam.
In 1930 rondde hij de academie af en werkte tot in 1934 bij een tapijtfabriek in Twente om daarna in de voetsporen van zijn zus Aafje naar Nederlands-Indië te vertrekken, waar hij in 1935 kon beginnen als grafisch ontwerper bij een reclame bureau in Batavia. Hij kon nu door Java en Bali reizen op de door hem uit Europa meegenomen motorfiets en verdiende aan zijn reisverslagen verlucht met eigen gemaakte foto’s die in allerlei Nederlandse kranten en tijdschriften geplaatst werden.
Twee Europeanen, Walter Spies en Rudolf Bonnet introduceerden in de jaren ‘30 op Bali westerse thema’s (onder andere het portret) en technieken. Gecombineerd met de traditionele kunst van de inheemse bevolking, leverde dat een levendige en kleurrijke stijl op, die van grote invloed was op het werk van Auke Sonnega. Verraadt zijn vroege werk nog duidelijk zijn achtergrond als textielontwerper, in de latere werken is Sonnega expressiever en abstraheert hij langzamerhand zijn onderwerpen.
Na het uitbreken van WOII bleef Sonnega aanvankelijk gespaard voor opsluiting in een concentratiekamp, dit was te danken aan zijn vriendschap met Takashi Kono, een hooggeplaatste Japanse officier die ook kunstenaar was. Later na een overplaatsing van Kono werd Sonnega vastgezet in een werkkamp te Ngawi. Maar zelfs daar hield hij het voorrecht om met beperkte middelen te blijven tekenen en zelfs af en toe te schilderen. Op zeker moment werkte hij kortstondig voor het Japans Department of Propaganda aan het Koningsplein te Batavia.
Na de Japanse capitulatie ging Sonnega weer aan de slag, hij organiseerde al snel zijn eerste naoorlogse tentoonstelling, raakte bevriend met Arie Smit en maakte kennis met Ries Mulder, de invloedrijke leraar kunstonderwijs aan de academie te Bandoeng. Sonnega’s werk werd gewaardeerd. Soekarno verwierf meerdere schilderijen van hem en kunstenaars als Dullah en Lee Man Fong bezochten zijn tentoonstelling in 1951 in Jakarta.
Een andere grote invloed op Sonnega’s leven was de ontmoeting in augustus 1950 in Indonesië met de Marokkaanse mysticus Husein Rofé, die het spirituele leven van Sonnega zou veranderen. Auke schrijft over een ‘latihan’, een geestelijk oefening die hij onder leiding van Rofé onderging en bij Auke tot een bewustzijnsverandering leidde. In het openingscitaat boven aan het stuk beschrijft hij een deel van die ervaring.
Het blauwe landschap van Sonnega, dat mogelijk de sawa’s in de buurt van Brastagi en Bindjeh (bij Medan) voorstelt lijkt vooral ook Sonnega’s ‘fluorescerend blauwig licht’ ervaring te verbeelden.
Bronnen:
Auke Sonnega, ‘Een futiliteit in het grote bestaan, een ontmoeting op Bali met Husein Rofé, de man uit Tanger in 1950’ , Auke Sonnega, 10 december 1959. (internet)
Didier Hamel, ‘Auke Sonnega, artist of the enchanting tropics’, 2011 Jakarta